‘Overheden, kijk naar volle breedte van muzieksector’

Overheden moeten bij het maken van muziekbeleid kijken naar de volledige breedte van de muziek. Dit schrijft de Raad voor Cultuur in het eerste van tien sectoradviezen die hij de komende maanden uitbrengt. Het advies in het kort: ontwerp een integraal, inclusief muziekbeleid dat het hele veld in samenhang beziet en dat geen genres of publieksgroepen buitensluit – en trek daarvoor als overheden samen op.

Voor het eerst in zijn geschiedenis brengt de Raad voor Cultuur een advies uit waarin de muzieksector in de volle breedte wordt bekeken; van de symfonische orkesten en de klassieke en hedendaagse ensembles tot de jazz en geïmproviseerde muziek, de popmuziek, de wereldmuziek, de urban muziek (zoals hiphop en r&b), en de dance en elektronische muziek. In zijn advies ‘De balans, de behoefte: pleidooi voor een integraal, inclusief muziekbeleid’ laat de raad zien dat het huidige muziekbeleid op sommige punten tekortschiet en onvoldoende oog heeft voor de artistieke en maatschappelijke ontwikkelingen in de muziek en in de samenleving.

Het advies van de raad legt de vinger op de zere plekken in het muziekbeleid. Sinds de bezuinigingen van 2013 zijn, duidelijker dan ooit, de mankementen daarvan bloot komen te liggen: overheden richten zich te eenzijdig op de productie en presentatie van (vooral klassieke) muziek en trekken daar steeds krappere budgetten voor uit, terwijl ze zich te weinig bekommeren om het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor een gezonde muziekpraktijk. De consequenties daarvan vindt de raad zorgelijk: musici worden over de hele linie slecht betaald, muziekarchieven liggen in depots te verstoffen en beginnende musici kunnen nauwelijks een beroepspraktijk opbouwen omdat er te weinig aandacht is voor jong talent.

Alle genres

De raad bepleit in zijn advies niet dat elke groep of elke muzikant in aanmerking moet komen voor aandacht of subsidiëring vanuit de overheid. Wel betoogt hij dat in alle genres creatie, innovatie, experiment, toptalent en topkwaliteit deze aandacht verdienen. Hetzelfde geldt voor een aantal basisvoorzieningen zoals educatie en participatie en voor stimuleringsmaatregelen voor de hele sector, zoals bevordering van de culturele en maatschappelijke diversiteit, professionalisering en versterking van de arbeidsmarkt. Voorzieningen en maatregelen die overheden op deze terreinen treffen, moeten ten goede komen aan de gehele Nederlandse muzieksector en hun publiek. Dat is nu onvoldoende het geval.

Het advies toont aan waarom het niet alleen in de klassieke muziek, maar ook in nieuwere genres wenselijk is dat de overheid helpt de markt bij te sturen. Alleen een heel kleine toplaag van pop- en urban muzikanten kan leven van de muziek; zelfs artiesten die grote mediabekendheid genieten, fulltime in de muziek werken, volle zalen trekken en vaak worden gestreamd, halen hier zelden volwaardige inkomens uit. Daarvoor zijn de gages te laag en worden de streamingsinkomsten te onredelijk verdeeld; deze gaan nog altijd voornamelijk naar mediamagnaten als Google, Facebook en YouTube. De raad roept de overheid op hierover in Europees verband in gesprek te gaan. Ook vraagt hij de sector richtlijnen te ontwikkelen voor redelijke honoraria, in lijn met de onlangs verschenen ‘Arbeidsmarktagenda’ van Kunsten ’92 en de onlangs geïntroduceerde ‘Fair Practice Code’. Bij het aangaan van subsidierelaties moeten overheden, fondsen en muziekinstellingen beter bekijken hoe musici fatsoenlijk kunnen worden betaald voor hun werk.

Om het muziekbeleid effectiever te maken, adviseert de raad de minister onder andere om het beter af te stemmen met andere overheden. De raad doet hiermee een eerste aanzet om zijn verkenning ‘Cultuur voor stad, land en regio’, die hij eerder deze week publiceerde, te vertalen naar een specifieke kunstsector. Hij constateert dat het huidige beleid een lappendeken is aan gesubsidieerde initiatieven waaraan geen gedeelde, integrale visie op muziek of op muziekbeleid ten grondslag ligt.  

Kansen

De raad meent dat dit beter kan; zo kan talentontwikkeling meer worden bevorderd als het Rijk en regio’s gezamenlijk initiatieven op dit vlak ondersteunen. Ook ziet de raad hier kansen voor symfonische orkesten; dit zijn grote organisaties met een landelijke of zelfs internationale uitstraling, maar tegelijk met tentakels tot diep in de culturele infrastructuur van hun regio, waar ze zich intensief bezighouden met muziekeducatie en -onderwijs, amateurmuziek en het bedrijfsleven.

De raad bepleit verder een herijking van de culturele basisinfrastructuur (BIS), het deel van de sector dat rechtstreeks wordt gesubsidieerd door het Rijk. De raad pleit voor een BIS die excellentie en topkwaliteit in de volle breedte van de muziek vertegenwoordigt, waar de huidige BIS bijna alleen plek biedt voor symfonische orkesten. Het Fonds Podiumkunsten zal zich dan nog beter kunnen toeleggen op het aanjagen van dynamiek en innovatie in de sector.