Speech voorzitter Kristel Baele

Lezing presentatie besteladvies TOEGANG TOT CULTUUR door voorzitter van de Raad voor Cultuur, Kristel Baele

Uitgesproken op 26 januari 2024 in de Verkadefabriek in Den Bosch

Beste aanwezigen, hier en digitaal.

Namens mijzelf en alle raadsleden heet ik jullie van harte welkom, wat fijn dat jullie er allemaal zijn! We gaan jullie meer vertellen over het advies dat wij vandaag uitbrengen.

Ik realiseer me terdege dat we dit advies op een bijzonder moment presenteren:

  • Op 1 februari sluiten de aanvraagloketten voor de meerjarige subsidieregelingen van het Rijk voor 2025-2028; velen van jullie zijn daar nog druk mee bezig. De formatie is gaande; de politieke situatie is ongewis; dit roept vragen en zorgen in de sector op; het is belangrijk blijvend te laten zien waar cultuur voor staat en wat het betekent in ieders leven en daar roept de raad in dit advies ook toe op.
  • Juist nu is het belangrijk om ook de lange lijn voor ogen te houden en verder te kijken dan het morgen en overmorgen. Het cultuurbestel kent knelpunten en die zijn er al lang. De raad legt een perspectief neer voor 2029 en verder.

Dit advies is op een bijzondere wijze tot stand gekomen.

We hebben het veld nadrukkelijk betrokken en van de creativiteit uit de culturele en creatieve sector gebruikgemaakt via ontwerpend denken, design thinking, en zogenoemde designteams. In totaal hebben zo’n vierhonderd mensen uit de sector meegewerkt of inbreng geleverd. Van makers in alle leeftijden tot artistiek en zakelijk leiders, curatoren, wetenschappers en beleidsmedewerkers. Velen van u kennen mijn hart voor cultuur en het was dan ook een feestje om naar jullie verhalen te luisteren.

Vanaf deze plek een groot dankjewel aan iedereen die ons de afgelopen jaren heeft voorzien van ideeën, wensen, observaties én frustraties. Een schat aan inspiratie, waar de raad zijn voordeel mee heeft gedaan. Uit alle input hebben wij een perspectief ontwikkeld voor 2029 en verder.

En dan nu over naar ons advies Toegang tot cultuur, want daarvoor zijn we vandaag hier bij elkaar.

Waarom financiert de Rijksoverheid eigenlijk een culturele basisinfrastructuur?

Cultuur is zoveel meer dan een product. Iedereen houdt van kunst en cultuur. Iedereen geniet van muziek, dans, lezen, film. Mensen spelen samen in fanfares en amateurgezelschappen, gaan naar musea. Het geeft kleur aan ons leven, omdat we ons er als mens mee kunnen uitdrukken én we het samen kunnen doen.

De Rijksoverheid maakt dat mede mogelijk door een culturele basisinfrastructuur te financieren. Dat stelsel is vijftien jaar oud en heeft veel sterke kanten. Het zorgt voor hoge artistieke kwaliteit en voor sterke disciplinaire ecosystemen.

Het heeft echter ook onbedoelde neveneffecten en de combinatie daarvan maakt dat cultuur op dit moment niet voor iedereen in Nederland toegankelijk is. Het maakt uit waar je woont of je gemakkelijk naar een voorstelling kunt gaan, een museum kunt bezoeken of als amateurgezelschap aan cultuur kunt doen. Voor makers maakt het uit waar ze wonen of binnen welke kunstvorm ze werken. Dit vinden we als Raad voor Cultuur een probleem.

Met dit stelseladvies wil de raad de toegankelijkheid verbeteren. Niet door hier en daar een kleine interventie, maar door een voorstel voor een vernieuwde inrichting.

       Wat zijn dan die vier voorgestelde veranderingen voor een betere toegankelijkheid?

Als eerste gelijke kansen voor verschillende kunstvormen en makers

Ons stelsel is historisch gegroeid. Financiering vanuit de Rijksoverheid komt nu vooral terecht bij meer traditionele kunstvormen, zoals beeldende kunst, letteren, theater en klassieke muziek. Andere delen van het culturele en creatieve veld zijn ondervertegenwoordigd. Denk bijvoorbeeld aan hiphop, musical, popmuziek en jazz, circustheater, fotografie, spoken word, graphic novels en gamedesign. Zulke genres moeten zich invechten – dat is voor nieuwe kunstvormen niet zo gek, maar deze vormen zijn niet zó jong. Ze passen eenvoudigweg niet zo goed in het stelsel dat we nu hebben.

Dat geldt ook voor werk waarin verschillende kunstvormen worden gecombineerd of voor makers die zich op andere manieren organiseren dan die waar het stelsel nu voor is ingericht. Denk bijvoorbeeld aan collectieven.

Voor al deze ontwikkelingen is het huidige stelsel minder toegankelijk. Dat is jammer. Want al die vormen dragen bij aan een veelzijdig aanbod, aan vernieuwing en cultuur voor iedereen.

Als tweede verandering meer aandacht voor cultuur in alle regio’s van het land

Het Rijk investeert nu circa eenderde in culturele voorzieningen, provincies en gemeenten tweederde. Maar wij zien grote regionale verschillen. Het verschilt per regio te veel welke culturele voorzieningen er zijn. Het maakt te veel uit waar je woont, of je je talent kunt ontdekken en ontwikkelen, of herkenbare verhalen verteld worden. Dat heeft met twee zaken te maken.

Cultuur is geen wettelijke taak van gemeenten en provincies waardoor wethouders voor cultuur, hoe bevlogen en betrokken ook, vaak aan het kortste einde trekken als de middelen verdeeld worden. Daarnaast is een van de onbedoelde effecten van het huidige bestel dat Rijksmiddelen vooral neerslaan op plekken waar het culturele landschap al sterk is. Die sterkte leidt tot weer betere aanvragen, een grotere pijplijn van talent en een grotere aantrekkingskracht op publiek. De sterke regio’s worden steeds sterker, terwijl op andere plekken de kansen en voorzieningen juist afnemen.

Wij bepleiten dat er meer aandacht komt voor alle regio’s. Niet omdat we vinden dat overal hetzelfde te doen of te zien zou moeten zijn. Dat kan en hoeft niet. Wel omdat cultuur voor iedereen in Nederland bereikbaar en nabij moet zijn.

Een derde verandering is meer mogelijkheden voor educatie, talentontwikkeling en een betere verbinding met het amateurveld

Alle makers waren ooit jong of jonger en hun passie kreeg de kans doordat ze plekken en mensen hadden en zo hun creatieve talenten konden ontdekken en ontwikkelen. Die plek kan de school zijn maar ook muziekscholen, wijkhuizen. In het designproces kwam steeds weer de roep om hubs tevoorschijn: laagdrempelige plekken waar je lekker kunt klooien met elkaar, waar je tips krijgt over financiering, waar materiaal ter beschikking is. Die plekken zijn op dit moment lang niet voldoende beschikbaar en verschillend over het land. Hetzelfde geldt voor talentontwikkeling. In het ene deel van het land, in de ene discipline of voor de ene fase in een culturele loopbaan zijn er wel plekken om als maker je talenten te ontwikkelen en daarin begeleiding te krijgen. In andere zijn die er niet.

Daarnaast stellen we voor om de strikte scheiding tussen professionele makers en organisaties en het amateurveld op te heffen. Er groeien makers vanuit het amateurveld door naar een professionele beroepspraktijk en juist ook in het amateurveld komen nieuwe stijlen en vormen op.

De vierde voorgestelde verandering is minder administratieve lasten en een overzichtelijker stelsel

De manier waarop de overheid cultuur financiert en de (aanvraag)procedures die daarbij horen, vragen nu best veel van makers en culturele organisaties. Vooropgesteld: het is belangrijk dat er goede procedures zijn. Dat zorgt voor een zorgvuldige en eerlijke verdeling van geld. Verantwoording hoort daar ook bij. De belastingbetaler heeft er recht op te weten wat er gebeurt met publiek geld. Maar de manier waarop je financiering aan kunt vragen en hoe je je moet verantwoorden, staan best ver af van de praktijk van veel makers en culturele organisaties. Zij spreken ook niet altijd de taal die de overheid gewend is. Sowieso is het huidige aanvraagsysteem heel erg gebouwd op taal. Dat werkt in het voordeel van makers en organisaties die er al ervaring mee hebben en de overheidstaal spreken. Waarom werken we niet vaker met pitches, filmpjes, kleine voorstellingen?

Het stelsel zit ook niet altijd logisch in elkaar voor makers, waardoor makers en culturele organisaties niet zo goed weten bij welk loket ze moeten zijn. En een veelgehoorde klacht: als makers of organisaties financiering krijgen van verschillende overheden (bijvoorbeeld de Rijksoverheid en een gemeente) hebben ze vaak te maken met verschillende regels en eisen. Denk aan het peiljaar voor de begroting.

Hoe gaat een nieuw stelsel er dan uitzien?

Daar hebben we een prototype voor gemaakt, dat we zo verder gaan toelichten. Ik stip vast kort de belangrijkste punten aan:

  1. Stem de taken van Rijk, provincie en gemeente beter af en leg ze vast in de wet;
  2. Richt één enkel landelijk cultuurfonds in. Dat fonds gaat over alle financiering voor makers en culturele organisaties vanuit de Rijksoverheid. Dit fonds komt in de plaats van de zes Rijkscultuurfondsen die er nu zijn; en van subsidies vanuit het ministerie in de zogenaamde kleine BIS. Binnen het landelijk fonds stellen we afdelingen voor met provincies als werkgebied en een afdeling voor Caribisch Nederland;
  3. Werk vanuit een breder begrip van kunst en een breder begrip van kwaliteit;
  4. Varieer meer in instrumenten en werkwijzen voor financiering.

Dit was het besteladvies in vogelvlucht. Zo meteen gaan we nader in op de onderdelen.

We kunnen ons voorstellen dat het advies vragen oproept. Een deel proberen we vandaag hier te beantwoorden. Maar deze bijeenkomst is best kort om alle vragen te beantwoorden en mogelijk heb je ze pas nadat je het gehele rapport hebt gelezen. Daarom hebben we op onze site een mailadres geopend (nieuwbestel@cultuur.nl) waar je terecht kunt met vragen en opmerkingen.

Maar nu eerst de presentatie van het prototype!

Dank voor jullie aandacht.