Vaak zwakke positie voor werknemers en zzp’ers in cultuursector

Wie in de cultuursector werkt, heeft vaak een zwakke arbeidsmarkt- en inkomenspositie. Dit is een belangrijke conclusie van een verkenning die de Raad voor Cultuur en de Sociaal- Economische Raad gezamenlijk hebben uitgevoerd. Deze conclusie geldt voor mensen die in loondienst werken, maar zeker ook voor zelfstandigen. Het aantal zzp’ers is in de periode 2009 tot en met 2013 met 20,4 % toegenomen tot bijna 106.000. De gemiddelde toename van het aantal zzp’ers in de Nederlandse economie was in dezelfde periode 9,6%.

Wie in de cultuursector werkt, heeft vaak een zwakke arbeidsmarkt- en inkomenspositie. Dit is een belangrijke conclusie van een verkenning die de Raad voor Cultuur en de Sociaal- Economische Raad gezamenlijk hebben uitgevoerd. Deze conclusie geldt voor mensen die in loondienst werken, maar zeker ook voor zelfstandigen. Het aantal zzp’ers is in de periode 2009 tot en met 2013 met 20,4 % toegenomen tot bijna 106.000. De gemiddelde toename van het aantal zzp’ers in de Nederlandse economie was in dezelfde periode 9,6%.

Ontwikkelingen arbeidsmarkt cultuursector

Werknemers in de cultuursector zijn vaak uit noodzaak zelfstandig geworden. Daardoor leven zij in onzekerheid over de continuïteit van hun werk en omdat de tarieven voor  zelfstandigen onder druk staan, verdienen zij aanzienlijk minder. Het werken als zelfstandige leidt vaak tot het vervallen van betaling bij arbeidsongeschiktheid, omdat verzekeringen hiervoor buiten het financiële bereik van veel zelfstandigen liggen. Vanwege het over het algemeen lage inkomen zorgen zelfstandigen vaak ook niet voor een pensioenvoorziening.

In 2013 verdienden zzp’ers in de cultuursector gemiddeld € 21.908,- . Dit is ruim tienduizend euro lager dan het modaal bruto-inkomen in dat jaar (€ 32.500 ). Beeldend kunstenaars verdienden in 2013 gemiddeld €13.990,- , muzikanten € 16.400, schrijvers € 20.500, filmmakers € 21.500,- en acteurs € 26.900,-

Omdat de vraag naar betaalde arbeid is afgenomen, is de concurrentie tussen werkenden in de sector groot, waardoor vaak voor zeer lage tarieven wordt gewerkt. Soms werkt men zelfs gratis, alleen maar om het eigen beroep te kunnen uitoefenen en in de hoop op betaalde werkzaamheden in de toekomst.

Minder loondienst, meer zelfstandigheid

Het aantal banen voor werknemers in de cultuursector is met 12.3% afgenomen (gemiddelde in Nederland: 2.5%). Tegelijk is het aantal tijdelijke banen toegenomen. Door deze daling en de toename van het aantal zelfstandigen in de sector, vindt er een verschuiving plaats van loondienst naar zelfstandigheid. Dit komt over de hele linie van de cultuursector voor.

Eind 2013 was 42% van de beroepsbeoefenaren in de cultuursector zelfstandig. Het gemiddelde in de Nederlandse economie was op dat moment 16%. Vooral kunstenaars zijn veelal zelfstandig (gemiddeld 60%) met als opvallende uitschieter de groep beeldende kunstenaars (90%). Voor een deel van de zelfstandigen is er geen duidelijke werkgever aan te wijzen. Daarnaast is er een grote groep zelfstandigen die zich genoodzaakt ziet deze weg op te gaan, omdat zij hun beroep niet (meer) in loondienst kunnen uitoefenen. Voorbeelden hiervan zijn onder andere vertalers, scenarioschrijvers en muziekdocenten.

Hybride beroepspraktijk en vrijwilligers

Zeker wanneer de inkomenspositie kwetsbaar is, worden - indien mogelijk - zelfstandige werkzaamheden en werkzaamheden buiten de sector in dienstverband gecombineerd. In 2011 gold dit voor 7% van de Nederlandse beroepsbevolking. In de cultuursector is het aantal combinatiebanen 17%. Opvallend is ook dat naast de verschuiving van vaste naar flexibele banen in bepaalde sectoren meer stagiairs en vrijwilligers worden ingeschakeld. Zo is het aantal vrijwilligers en stagiairs in musea tussen 2005 en 2013 met 82% toegenomen.  

De verkenning is uitgevoerd door een gezamenlijke commissie van de SER en de Raad voor Cultuur onder leiding van SER-Kroonlid Evert Verhulp. Hierbij heeft  de commissie gebruikgemaakt van onderzoeksgegevens en literatuur en zijn er vier rondetafelgesprekken georganiseerd met personen en organisaties uit - of betrokken bij - de cultuursector.